Hoe meer je beweegt, hoe kleiner je risico om onder meer blaas-, borst-, dikkedarm-, baarmoederslijmvlies-, slokdarm-, maag- of nierkanker te krijgen. Studies tonen aan dat het risico met 10 tot 20 procent afneemt.
Patiënten die voor hun behandeling in relatief goede conditie verkeerden, doen het ook daarna beter. Minder fitte patiënten lopen een groter risico op complicaties, een langere opnameduur en zelfs sterfte.
Fysieke activiteit en sport in de pre-chirurgische fase of voor aanvang van chemotherapie kan de functionele capaciteit van de patiënt vergroten. Dit proces heet “prevalidatie” en beoogt het verbeteren van de conditie van een patiënt in aanloop van een stressvol moment, zoals een operatie of chemotherapie. Prevalidatie start (idealiter) kort na diagnose en voor aanvang van de behandeling en kan ruimer zijn dan enkel fysieke training.
De doelen van prevalidatie:
Een bewegingsprogramma tijdens of na de behandeling heeft positieve effecten op: kankergerelateerde vermoeidheid, angst, depressie, fysiek functioneren (aerobe capaciteit en spierkracht), en gezondheidgerelateerde levenskwaliteit. Bij borstkankerpatiënten doet een krachttrainingsprogramma het risico op lymfoedeem of de symptomen ervan niet toenemen. Belangrijk is dat het programma start met een lage intensiteit en traag wordt opgebouwd, onder supervisie. Een bewegingsprogramma kan ook de slaapkwaliteit verbeteren en het skelet versterken.
Steeds meer mensen leven langer mét kanker. Kanker wordt dan ook steeds meer beschouwd als een chronische aandoening. Daardoor is er steeds meer behoefte aan revalidatieprogramma’s voor deze groep van patiënten. Dergelijke programma’s beogen:
Dergelijke begeleiding vraagt een brede aanpak, die ook bewegings- en voedingsadvies moet omvatten. De begeleiding moet op maat van de patiënt gebeuren.
Kanker en de behandeling kunnen ook na de genezing fysieke en psychosociale gevolgen hebben. Voorbeelden van dergelijke klachten zijn:
Lichaamsbeweging is een van de behandelingen om langetermijngevolgen te beperken.